Skip menu

Je eigen boontjes doppen en eten wat de pot schaft

Toen ik op de Mulo zat moesten we spreekwoorden en gezegdes leren. Ik sta er aan te denken terwijl ik de verse kapucijners sta te doppen. Ha, ha, ik sta mijn eigen boontjes te doppen en het is een peulenschilletje. Dat ik er paarse vingers aan overhoud is een kleinigheidje...

Zoals ik een vorige keer al schreef ben ik oogstgenoot van de zelfoogst-tuin in Maassluis. Zelf geoogste groenten verwerken maakt creatief en geeft rust. Rust in de zin dat ik tijd neem om recepten te zoeken en me laat inspireren door andere oogstgenoten. Tijd neem om kapucijners te doppen en sla te snijden. Het schudden van voorgewassen sla uit een zakje is hiermee verleden tijd. Tegen in plastic verpakte groentes heb ik altijd al een frisse tegenzin gehad. Maar voor die sla maakte ik tot voor kort wel met enige regelmaat een uitzondering.

Tijdens het doppen herinner ik me die boekjes met spreekwoorden en gezegdes. Je eigen boontjes doppen betekende zoiets als jezelf wel kunnen redden. En iets dat makkelijk gaat kan je benoemen als een peulenschilletje. Met 'lust je nog peultjes?' heb ik het mis. Het betekent iets als 'wat zeg je daarvan?' Weten jullie trouwens hoeveel spreekwoorden er zijn met eten? Neem eens een kijkje op de website onderaan dit blog. 

Over lusten gesproken, wie vindt eigenlijk dat je alles moet lusten? Bartje uit de streekroman van Anne de Vries bidt niet voor bruine bonen. Er is zelfs een standbeeld voor hem opgericht, in Rolde, Drenthe. 

Onze driejarige kleindochter stond samen met mij in de soep te roeren en verkondigde heel resoluut: 'Dit ga ik niet eten oma!' Soep staat nog steeds niet op haar menu en we maken gewoon iets anders als we met elkaar eten.

Met prei maakte ik voor het eerst kennis toen ik op kamers ging. Thuis aten we dat nooit. Ik denk dat mijn moeder dat niet zo'n succes vond. Mijn kamergenoot maakte het regelmatig en ik probeerde het ook. Best lekker! 

Geef mij geen zuurkool want ik krijg het niet door mijn keel. En echt wel geprobeerd. Voor die zuurkool maakte mijn moeder een uitzondering. Op die ene keer na dat de baas van mijn vader met etenstijd langskwam. Toen zat ik opeens boven met mijn bord omdat ik het niet wilde eten. Een soort opvoedkundige actie voor de ogen van het bezoek? Ik kan er nog verontwaardigd over worden. 

Met die zuurkool in gedachten heb ik in ons gezin altijd een gerecht achter de hand gehad. Er was vaak wel een restje van de vorige dag waar ik iets mee kon. Toen de kinderen het huis uit waren maakte ik nog lang zuurkool voor de een, prei voor de ander. Die prei gaat nu door allerlei gerechten. Met de zuurkool zal het hem niet worden. 

Mijn zwager groeide op in een gezin met elf kinderen. Die konden daar niet aan beginnen. Het was eten wat de pot schafte. Daardoor lust hij nu alles. Ook dat begrijp ik wel. 
Voorlopig zijn we hier thuis overgeschakeld van eten wat de pot schaft naar eten wat het land schaft  😉.